De grootse risico's voor sociale onrust - en erger - als gevolg van de plotselinge vermindering van de welvaart bestaan in Litouwen, Oekraïne, Hongarije en andere Oosteuropese landen. De bevolking van die landen was sinds tien à vijftien jaar gewend geraakt aan steeds grotere welvaart en zal daar voorlopig afscheid van moeten nemen. Veel van die landen hadden met grote leningen een voorschot genomen op de komende welvaart en moeten, om die leningen te kunnen terugbetalen, nu de sociale zekerheid en andere verworvenheden drastisch terugschroeven. In Litouwen bedraagt de economische krimp meer dan tien procent, in Hongarije zes procent en de Oekraïne, een land vol corruptie en slecht bestuur, zal de economie meer dan tien procent krimpen. Ter vergelijking: in Nederland is dat cijfer drie procent. In een aantal andere Oosteuropese landen als Tsjechië en Polen ziet de economische toestand er minder ernstig uit, maar de landen in het oosten kunnen elkaar wel meesleuren. Bijvoorbeeld omdat de kortlopende schuld die door alle Oosteuropese landen moet worden afgelost, zo'n 400 miljard, er toe kan leiden dat de val van het ene land het andere ook raakt. En er hoeft maar een westerse bank te zijn die zijn spaarders niet kan terugbetalen, en in heel Oost-Europa zal er een run op de banken ontstaan. En dan zijn er de buitenlandse investeerders. De sterkere Oosteuropese landen hebben de afgelopen twintig jaar zeer geprofiteerd van de instroom van buitenlands kapitaal. Menig westers bedrijf zag kansen om een vestiging in het oosten te beginnen. En er was ook nog een extra geldstroom van west naar oost, omdat veel Oosteuropeanen werk vonden in West-Europa. Allemaal voorbij. The Economist stelt vast dat oproer in Oost-Europa nog is uitgebleven, op Litouwen na. Maar dat zou zomaar anders kunnen worden. De drie internationale noodbanken, de World Bank, de European Bank for Reconstruction and Development en de European Investment Bank zijn al te hulp geschoten met 24.5 miljard euro. Zondag zullen de leiders van de EU bespreken hoe ze Oost-Europa te hulp kunnen komen.
Bron(nen): The Economist The Wall Street Journal