De 'gewone' landbouw heeft zijn beste tijd gehad in Nederland. Boeren stappen over op andere businessmodellen, zoals biologisch boeren of het telen van wijndruiven. Het stikstofbeleid, het opwarmende klimaat en het imago bij de consument helpen mee om de sprong te wagen.
Het is een hele overgang, je gaat als wijnboer een flink deel van de tijd om met consumenten in plaats van alleen op het land te werken. De inkomsten komen uit de verkoop van flessen wijn, maar ook uit rondleidingen, proeverijen, andere streekproducten en het terras bij de wijngaard.
Wijnboer Gerard Ensing uit Winterswijk plantte in 2004 zijn eerste wijnstokken en ruilde in 2010 zijn laatste aardappelen in voor de druiven. Schaalvergroting is een van de beweegredenen voor boeren om over te gaan op wijnbouw. “Je moet voor de aardappelteelt steeds meer land bijhuren", legt Ensing uit.
Je moet eerst een aantal jaar investeren, voordat de wijnbouw geld oplevert. "Ik kan er nu goed van leven. Je hebt wel een spaarpotje nodig om de eerste jaren door te komen. En de inkomsten uit proeverijen en rondleidingen zijn belangrijk om genoeg te verdienen."
Het warmere weer maakt Nederland meer geschikt voor de wijnbouw. Droogte is niet echt een probleem. De druiven kunnen wel verbranden, maar per saldo is de klimaatopwarming positief voor ons, volgens Ensing. Er is bijvoorbeeld ook minder kans op zware hagelbuien.