Overal in de Europese Unie stijgt gejuich op als de statistiekbureau's weer met nieuwe economische groeicijfers komen. Maar niet in Italië. Daar blijft het kwakkelen. De Zuid-Europese kolos vormt het grootste gevaar voor de Eurozone en wel om vijf redenen. Italië lapt de Europese regels aan zijn laars. Als een bank omvalt moeten eerst aandeel- en obligatiehouders boeten en dan pas de belastingbetaler. In Italië gebeurt het andersom: de overheid stelde 17 miljard euro beschikbaar voor twee omgevallen banken. In
Spanje werd de Banco Popular voor een euro overgenomen door Santander, waardoor juist aandeelhouders de dupe werden. De Italiaanse staatsschuld neemt idiote vormen aan en is opgelopen tot meer dan 130 procent van het bbp. Spanje daarentegen heeft de staatsschuld weten te stabiliseren op 100 procent. De pensioenfinanciering via werkgeversfondsen is zeer beperkt. In Italië betaalt de beroepsbevolking via belastingen direct voor de uitkeringen van de huidige gepensioneerden. Denk daarbij aan de lege staatskas en de aanstaande vergrijzingsgolf en je ziet een probleem ontstaan. De arbeidsmarkt was er in de crisisjaren in Spanje veel erger aan toe dan in Italië, maar de Spaanse werkloosheid daalt al jaren veel harder dan de Italiaanse en zal als het zo doorgaat op termijn lager uitkomen. De economie groeit in Spanje veel harder dan in Italië. Spanje zit al op meer dan 2 procent, terwijl de
groei in Italië lijkt te stagneren rond de 1 procent. Zo blijft Italië dus het zorgenkindje van Europa.