Een wintertrui voor minder dan een tientje, een shirt voor 4 euro, bij het Chinese kledingmerk Shein zijn dat soort prijzen heel normaal. De arbeidsomstandigheden zijn echter alles behalve normaal.
Voor wie het gemist heeft: Shein is een megapopulair en belachelijk goedkoop fastfashionmerk met een winst van bijna 16 miljard dollar in 2020. Elke dag komen er 6000 nieuwe items bij in de webshop. De website is zo ingericht dat de verleiding groot is om te blijven kopen, iets waar vooral kinderen en jongeren vatbaar voor zijn.
Maar de arbeidsomstandigheden zijn bruut. De Zwitserse waakhond Public Eye spreekt in een rapport van impliciete dwangarbeid. De werksituatie is onveilig, de lonen te laag en de werkdagen te lang. Een werknemer wordt ook niet per uur maar per kledingstuk betaald. Medewerkers in de fabriek werken soms 13 uur per dag, 75 uur per week en dan verdienen ze nog niet genoeg om van te leven.
Shein meet breed uit dat het in vijf jaar tijd 50 miljoen dollar doneert aan de Or Foundation, die problemen in de kledingindustrie probeert op te lossen. Dat is echter een schijntje in vergelijking met de miljardenwinst die het bedrijf jaarlijks boekt.
En dan hebben we het nog niet over de berg afval die Shein creëert doordat de goedkope kleding na een paar keer dragen weer wordt weggegooid. Alleen al uit milieuoverwegingen moet je het merk boycotten.
Niki de Schryver van onlineduurzaamheidsplatform COSH! ziet hoe vooral jongeren slachtoffer zijn. “Shein bereikt via sociale media de jeugd zonder dat de ouders er zicht op hebben", zegt ze
tegen HLN. "Ik heb zelf een dochter van elf jaar en alle meisjes uit haar klas kopen Shein. Er is dus zeker een druk bij hen te shoppen. En ouders weten het zelfs niet eens, laat staan dat ze de impact van het merk kennen. Omdat het over zulke kleine bedragen gaat, kijken ouders vaak niet echt waarvoor hun kind de creditkaart nodig heeft.”