Wat hebben Italianen, Japanners, Spanjaarden en Finnen gemeen? Ze spreken heel snel, veel sneller dan bijvoorbeeld Duitsers, Engelsen en Nederlanders. Toch wisselen ze allemaal per minuut evenveel informatie uit.
Japanners halen tot wel negen lettergrepen per seconde, Duitsers en Engelsen spreken gemiddeld zes lettergrepen per seconde uit, Nederlanders maar vier. Je zou verwachten dat Italianen daarom bijvoorbeeld sneller een pizza hebben besteld dan Engelsen, maar dat is niet zo.
In Frans taalonderzoek dat vorige week verscheen in vakblad Science Advances werd de spreeksnelheid van zeventien talen gekoppeld aan de gemiddelde hoeveelheid informatie die ze meedragen. "De hoeveelheid informatie hangt samen met hoe voorspelbaar de volgende lettergreep is", legt Dan Dediu, linguïst aan de universiteit van Lyon, uit aan De Standaard. "Als er maar één mogelijkheid is, dan is de voorspellingskans honderd procent en voegt de lettergreep geen extra informatie toe. Zijn er twee mogelijkheden, dan spreken we van 1 bit. En zo gaat het verder volgens de machten van twee (2 bits, 4 bits, 8 bits, 16 bits). Net zoals in het binaire stelsel waarmee computers rekenen."
De conclusie van de studie was: hoe hoger de spreeksnelheid van een taal, hoe lager de informatiedichtheid. Sterker nog, de overdracht van informatie was in alle talen even groot. Dus een Italiaan of Japanner spreekt sneller en gebruikt meer woorden, maar zegt in die tijd hetzelfde als een Nederlander of Engelsman.
Daar is een simpele verklaring voor. Er zit een limiet aan onze hersencapaciteit: we kunnen eenvoudigweg niet méér informatie doorgeven en verwerken.