De mens heeft een fundamentele behoefte om zich verbonden te voelen met anderen.
Eenzaamheid is een destructieve toestand, die zowel schadelijk is voor onze fysieke als onze psychische gezondheid. Maar is er een manier om te voorspellen wie later in zijn leven eenzaam zal worden? Een nieuwe studie in het tijdschrift onderzocht of de aard van de verbintenissen die we aangaan in verschillende stadia van de volwassenheid van invloed zijn op de kans om later eenzaam te worden. Met behulp van gegevens die over een periode van 30 jaar verzameld werden, onderzochten psychologen hoe de kwantiteit en kwaliteit van de sociale
relaties die we aangaan als we tussen de 20 en 30 jaar zijn verband houden met ons emotioneel en psychisch welbevinden als we 50 zijn. In deze studie hielden mensen een dagboek bij in 1974 en 1980 (toen zij respectievelijk 18 en 22 jaar waren) waarin ze elke sociale interactie noteerden die langer dan 10 minuten duurde. Ook gaven ze aan hoe aangenaam of onaangenaam deze ervaring was en hoe intiem de interactie aanvoelde. Dat deden deze deelnemers nogmaals tussen 1985 en 1986, toen ze 27 tot 31 jaar oud waren. De onderzoekers namen opnieuw contact op met de deelnemers in 2007, toen ze tussen de 48 en 52 jaar waren. Dit keer verzamelden ze ook gegevens over hun emotioneel en psychisch welbevinden; de kwantiteit en de kwaliteit van hun huidige sociale relaties; hoe groot hun sociale netwerken waren; hoe sociaal geïsoleerd ze zich voelden (eenzaam); en of ze depressief waren. De resultaten gaven aan dat de hoeveelheid sociale contacten als we rond de 20 zijn voorspellen hoe waarschijnlijk het is dat we eenzaam zullen zijn als we rond de 50 zijn. Hoe meer sociale relaties we dan hebben tijdens de jong-volwassenheid, hoe kleiner de kans is dat we 30 jaar later eenzaam en depressief zullen zijn. Maar zodra we rond de 30 zijn, is de kwaliteit van onze sociale relaties belangrijker dan de kwantiteit. Hoe intiemer en hoe hechter onze relaties zijn, hoe minder eenzaam we ons voelen 20 jaar later. De vraag is: Waarom verandert de functie van onze sociale relaties tussen de 20 en de 30 jaar? Als we rond de 20 zijn bevinden we ons in een ontwikkelingsfase waarin we de volwassen wereld voor het eerst verkennen, onafhankelijk van onze families. Dan hebben we de neiging om veel sociale informatie te zoeken, zodat we zoveel mogelijk kunnen leren over de wereld en de complexiteit van sociale relaties. Zo leren we hoe we onze weg te vinden, zowel in persoonlijke als in professionele kringen. Als we 30 zijn vermindert het zoeken naar interpersoonlijke kennis. We beginnen meer stabiele en langdurige verbintenissen aan te gaan en zijn dus meer gericht op de emotionele nabijheid van onze naasten. Als gevolg daarvan is de kwaliteit van relaties nu belangrijker dan de kwantiteit. In feite zou het hebben van te veel sociale relaties als we 30 zijn zelfs interfereren met ons vermogen om de emotionele nabijheid en intimiteit van onze relaties te verbeteren. Uit de studie bleek dat mensen die een overvloed aan sociale relaties hadden op hun 30e het minder goed stelden als ze 50 waren. Je zou kunnen denken dat mensen met een bloeiend sociaal leven later minder eenzaam zullen zijn, maar dat is dus enkel het geval tijdens de jong-volwassenheid. Bovendien is eenzaamheid een subjectief begrip. Mensen die veel
vrienden hebben, kunnen de diepere intimiteit van emotioneel hechte relaties missen en zich extreem eenzaam voelen, ondanks het feit dat ze veel vrienden en kennissen hebben.