Sommigen kunnen prima om tien uur 's avonds een kop koffie drinken en daarna naar bed toe gaan, anderen willen na drie uur 's middags al geen cafeïne meer. Iedereen reageert dus anders op koffie. En dat bepaalt in grote mate of we ervan houden. Het zijn niet onze smaakpapillen, maar onze genen die maken of we van koffie, alcohol of suiker houden. Het gaat namelijk grotendeels om het effect en niet om de smaak concluderen onderzoekers van de Northwestern Universiteit van Chicago. Onderzoeker
dr. Cornelis zegt over haar onderzoek: "De genetica die ten grondslag ligt aan onze voorkeuren zijn gerelateerd aan de psychoactieve componenten van deze dranken. Mensen houden van de manier waarop koffie en alcohol hen doen voelen, daarom drinken ze het, het heeft niets te maken met de smaak ervan." Samen met collega's bestudeerde Cornelis het volledige DNA van 336.000 Britten uit de UK Biobank. Ze kwamen er tot hun grote verbazing achter dat hun voorkeur voor koffie, alcohol of zoete dranken niet in de smaakgenen vastlag maar in die van de psychoactieve eigenschappen, die invloed hebben op het centrale zenuwstelsel. De stoffen zorgen voor een tijdelijke verandering in perceptie, stemming, bewustzijn en gedrag en dat is wat we fijn vinden. Of je dus meer van alcohol, koffie of cola houdt, hangt af van het effect dat de dranken op je geest hebben. "Het begrijpen van het fenomeen biedt hoop op het kunnen ingrijpen in de voeding van mensen", zegt dr. Cornelis.