In deze onzekere tijden zoeken we houvast bij dingen die we al kennen. Vergeleken we COVID-19 eerst met een onschuldig griepje, nu schieten we door naar de andere kant door de vergelijking te trekken met de Spaanse griep ruim honderd jaar geleden.
De Volkskrant
legt uit waarom de Spaanse griep veel erger was:
- Toen de Spaanse griep na twee jaar in 1919 verdween, was een op de drie mensen op de wereld besmet geraakt.
- Er stierven mogelijk meer mensen dan in de Eerste en Tweede Wereldoorlog bij elkaar, namelijk 20 tot 100 miljoen.
- Er kwamen juist veel jonge mensen van tussen de 15 en 30 jaar om het leven, vermoedelijk omdat ouderen door eerdere griepvirussen meer weerstand hadden opgebouwd.
- Aan de Spaanse griep overleed 1 tot 5 procent van de wereldbevolking. Bij het coronavirus gaat het om een paar procent van het aantal besmette personen en dat wordt waarschijnlijk nog minder als we beter weten hoeveel mensen besmet zijn.
- Een coronavirus is heel anders dan een griepvirus. Het muteert minder snel en is daardoor in principe minder gevaarlijk.
- De Spaanse griep leidde tot een snelle en pijnlijke dood. Veel patiënten overleden al binnen 24 uur na de eerste symptomen. Doordat er lekkages ontstonden in de longen liepen ze vol met bloed, waardoor je stikte.
- Veel overlevenden van de Spaanse griep kregen psychische aandoeningen als depressie en schizofrenie. Kinderen in de baarmoeder van een zieke vrouw, kregen later meer gezondheidsklachten dan anderen.