Van het bijhouden van je stappen tot het registreren van je kaasinname: zelftracking is uitgegroeid van een niche-hobby voor nerds tot een alledaagse bezigheid van miljoenen mensen. Maar levert die tsunami aan persoonlijke data ons eigenlijk wel iets op?
Een journalist van de Britse krant The Guardian deed drie maanden lang een experiment waarbij hij vijftien verschillende aspecten van zijn leven bijhield. Slaap, schermtijd, klachten, cultuurconsumptie, beweging, uitgaven en stemming: alles werd nauwgezet vastgelegd in een spreadsheet. Halverwege kwam er zelfs een slimme ring bij die hartslag, temperatuur en activiteit registreerde.
Wat leverde dit op? Verrassend weinig. Hij ontdekte dat hij gemiddeld 6.737 stappen per dag zette, dat zijn gemiddelde stemming een 7,4 was, en dat hij minder slaap kreeg dan gedacht. De ring voorspelde één keer correct dat hij ziek zou worden, een dag voordat hij het zelf doorhad. Baanbrekend? Nauwelijks.
De belofte achter moderne trackingtools is eenvoudig: begrijp je leven beter met data, en je kunt het verbeteren. Een verleidelijk idee, zeker als techbedrijven beweren het gemakkelijk te maken.
Voor sommigen werkt dit. Mensen met diabetes hebben baat bij bloedsuikermonitoren. Patiënten met chronische vermoeidheid of long Covid vinden validatie in het bijhouden van hun symptomen, vooral als artsen hun klachten niet serieus nemen.
Maar er zijn ook gevaren. Trackers kunnen obsessief gedrag versterken bij mensen met eetstoornissen of dwangmatigheid. De mentale belasting van het altijd "beter moeten doen" kan leiden tot angst en onvrede.
De privacykwesties zijn nog problematischer. Gebruikers delen gevoelige gegevens zonder te weten waar ze opgeslagen zijn of hoe ze gebruikt worden. Databreuken zijn aan de orde van de dag; denk aan de hack bij DNA-testbedrijf 23andMe waarbij gegevens van 6,9 miljoen gebruikers werden blootgelegd.
In een wereld waar steeds meer waarde wordt gehecht aan kwantitatieve gegevens, is het belangrijkste inzicht misschien wel dit: je lichaam kan vaak betere antwoorden geven dan een app, horloge of ring. Als je lichaam één ding zegt en de app iets anders, vertrouw dan op jezelf.
Bron: The Guardian