Vuilspuiterij van/in NRC Handelsblad

HET RUMOER
zaterdag, 30 maart 2013 om 12:57
welingelichtekringen header 1

NRC Handelsblad publiceert in krant en op internet een artikel waarbij zij met behulp van een aantal professoren/politicologen stellen dat mijn onderzoeken tendentieus en discutabel zijn. Deze conclusies zijn gericht op onderzoeken die ik voor 50PLUS heb verricht. Nu kan ik een uitgebreid artikel schrijven om op alle details van de vuilspuiterij in dit artikel in te gaan, maar ik heb wel belangrijkere en aangenamere dingen te doen. Toch kan ik dit niet zomaar voorbij laten gaan en zal ik de lezer de componenten aanreiken om zelf zijn oordeel te vellen. 1. Al vanaf het moment dat ik in 1976 naar buiten kwam met peilingen, heb ik te maken met kritiek vanuit politicologen bij universiteiten. De noemer over de jaren heen is dat ze enerzijds bij voorkeur mijn werk beoordeelden met de maatstaven of het een dissertatie was en anderzijds de kritiek die ze hadden op mijn werk een-op-een van toepassing had kunnen zijn op eigen onderzoeken waar ze bij betrokken zijn/waren. Ik heb het altijd ervaren als iets met een hoog “jalousie de metier”- gehalte. 2. In het begin van de jaren negentig kwamen nieuwe politieke bewegingen op (de eerste was Leefbaar Utrecht), die snel een grote aanhang verwierven. Eerst in de gemeenten en vanaf Fortuyn ook in de landelijke politiek. Ik heb ook al voordat deze bewegingen groot waren aangegeven dat ze een grote electorale potentie hadden (zoals dit artikel in november 2011 over Fortuyn). Of het nu de Leefbaar partijen betrof, Fortuyn, Wilders en nu 50PLUS, ik stelde hetzelfde patroon vast. De meeste politici, de meeste media (zeker NRC-Handelsblad) en ook de professoren die nu zoveel kritiek op mij hebben, miskenden in het begin de kracht van die ontwikkelingen. Omdat het ook bewegingen waren van het soort kiezers, die niet op de verjaardagen kwamen van de journalisten, commentatoren van NRC-Handelsblad of op de verjaardagen of feestjes van die professoren, behandelden ze die ook met een vorm van dedain. De bewegingen waren populistisch. De kiezers waren dom en primitief. Omdat ik wel vanaf het begin de kracht van die bewegingen onderkende, gebeurde het ook met regelmaat dat ik met die groepen werd vereenzelvigd, in een negatief daglicht werd gezet. En professoren/politicologen hadden er een handje van om dat dan gepaard te laten gaan met “wetenschappelijke” kritiek op mijn werk. Spijkers op laag water zoeken. Kritiek vaak van het zelfde niveau als ik onder punt 1 al noemde. Maar ze gingen daarbij voorbij dat ik keer op keer sinds 1976 de belangrijkste trends onder het electoraat eerder constateerde dan zij. 3. Jan Nagel heb ik het eerst ontmoet in 1974, in het kader van zijn functie bij ” In de Rooie Haan”. In 1976 begon ik daar bij met mijn peilingen. Toen en ook later heb ik zowel zijn professionaliteit vastgesteld in zijn werk als dat een afspraak een afspraak bij hem is en dat hij loyaal is. Karaktertrekken die mij bevallen. Met zijn politieke standpunten ben ik het soms wel eens en soms niet. (Maar dat geldt voor de mensen van alle politieke partijen, waarmee ik gesproken heb/ waarvoor ik werk. In de afgelopen 12 maanden waren dat bij een snelle telling minstens 7 van de partijen die nu in de Kamers zitten en zeker 3 partijen die het bij de verkiezingen niet gehaald hebben). Door de jaren heen heb ik een goed contact met hem gehouden en bij heel bijzondere feestdagen in onze families (60/70e verjaardag bezoeken we elkaar). Zowel bij de start van Leefbaar Hilversum, Leefbaar Nederland, PRDV als 50PLUS heeft Jan met mij een aantal keren gesproken over zijn plannen. En daarbij heb ik mijn mening gegeven en indien het mogelijk was via het stellen van vragen onder kiezers een betere indruk te geven van wat er aan de hand was en welke potentie de plannen van Jan hadden. Varianten hiervan zijn ook door de jaren heen gebeurd bij de meeste gevestigde partijen en nogal wat mensen die met een nieuwe partij wilde starten. Met vrijwel alle campagnecommissies/c.q. lijsttrekkers bij de laatste twee Kamerverkiezingen heb ik in de afgelopen 2.5 jaar een of meermalen gesproken. Voor die gesprekken (inclusief fractieweekends e.d.) heb ik vrijwel nooit iets in rekening gebracht. Enerzijds omdat ik dankzij de belastingbetaler destijds mijn studie heb kunnen doen en gekomen ben waar ik gekomen ben. En anderzijds omdat ik denk dat ik de betrokkenen, vanuit mijn kennis en ervaring een beeld kan geven van het electoraat dat andere deskundigen minder goed kunnen geven. (En ook wel omdat ik het zelf interessant en leuk vind om met die mensen te praten en te merken hoe zij over die onderwerpen denken). 4. Toen Jan Nagel vanaf begin 2010 bezig was met het oprichten van een nieuwe partij met name gericht op de groep boven de 50 jaar, heb ik hem vrijwel meteen gezegd, dat ik vanuit mijn deskundigheid zeker met hem wilde sparren, maar dat ik me niet kon voorstellen dat ik ooit op die partij zou gaan stemmen. Die laatste mening heb ik nog steeds. Dat betekent niet dat ik niet vind dat die partij een aantal sterke punten heeft, maar dat vind ik ook van vrijwel alle andere politieke partijen. 5. In september 2010 zou er een soort oprichtingsvergadering zijn van de beweging die Jan Nagel en een aantal anderen voor zich zagen en Jan vroeg me een onderzoek te doen, waarbij gekeken kon worden naar de potentie van een beweging die zich vooral zou richten op de groep 50PLUS. Net zoals ik veel vaker deed bij de inzet van mijn tijd en uren (zoals bij lezingen voor -afdelingen van- partijen, studenten) en met enige regelmaat bij het doen van onderzoek, rekende ik hier niets voor. Ik heb namelijk altijd bewondering voor mensen die met veel inzet en passie hun idealen (of ik er nu achter sta of niet) willen verwezenlijken. En als ik kan helpen om ze met informatie of kennis meer mee te geven over de realiteit dan doe ik dat. Dat heeft ook ingehouden bij anderen dat ze vervolgens inzagen dat wat ze deden veel of weinig kans had of wat ze deden sterk aangepast moest worden. 6. Aan de “wetenschappers” die via NRC-Handelsblad hun “oordeel” gaven van mijn werk zijn in het kader van het artikel twee rapporten voorgelegd. Ik nodig u uit deze te lezen om enerzijds zelf de kwaliteit te beoordelen van die rapporten en anderzijds te ervaren hoe “right on the mark” ik daarbij in september 2010 was. Dit is het rapport. Ook bij 50plussers groeit de onvrede en onrust – september 2010 Maar voor de snelle lezer hier mijn slotconclusie van 2.5 jaar geleden: Dit onderzoek bevestigt het beeld dat ook bij andere onderzoeken naar voren komt, nl. de manifeste en latente onvrede van burgers over de overheid/Den Haag. Vooral als er onzekerheid is over de eigen inkomsten en het gevoel is dat de overheid daar een rol bij speelt, is de ervaring dat kiezers zich daar niet alleen fel tegen keren, maar het ook gevolgen heeft voor de politieke voorkeuren. Zo konden we in 1994 al zien dat in een heel korte tijd twee ouderenpartijen meer dan 10% van de oudere kiezers achter zich kreeg (en 7 zetels in de Kamer kregen). We zijn nu meer dan 15 jaar later en de huidige generatie 50plussers bestaat uit kiezers die een grotere historie hebben van een verandering in politieke voorkeur. Verwacht mag worden dat als, na het bekend worden van de gevolgen van de plannen van het nieuwe kabinet voor de koopkracht van bepaalde groepen mensen en/of na de implementatie van de plannen de (electorale) reacties van de oudere kiezers ingrijpend zullen zijn. In welke mate dat zich zal richten op een nieuwe partij hangt sterk af van lijsttrekker van die partij, de voornemens en de media-aandacht. Ook zou het kunnen zijn dat andere partijen, met name partijen die nooit regeringsverantwoordelijkheid hebben gedragen, aantrekkingskracht op de oudere kiezers krijgen. 7. Bij de verkiezingen in 2011 peilde ik een dag voor de verkiezingen 50PLUS op landelijk niveau voor de Tweede Kamer op 1,6%. En was mijn prognose voor de uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen 2,7%. (echte uitslag was 2,4%). Bij de verkiezingen van de Tweede Kamer in september 2012 was mijn prognose voor 50PLUS 1,4%, het werd 1,8%). 8. Toen 50PLUS in de Eerste Kamer kwam kreeg men ook subsidie voor een wetenschappelijk instituut. De onderzoeksopdrachten die dit Wetenschappelijke Instituut had werden aan mij verleend. Dat ging gepaard met verantwoorde offertes. Rapporten werden ook openbaar gemaakt. Een grote opdracht betrof het ontwikkelen van een maandelijkse index die ging over het pensioenvertrouwen in Nederland en inzoomen op de ontwikkeling van het consumentenvertrouwen bij kiezers boven de 50+ (veel lager dan die onder jongeren, met een duidelijk groter verschil dan vroeger). Dat onderzoek is over 13 maanden gehouden en in november 2012 gestopt. Het wetenschappelijk onderzoek gaf eind vorig jaar een opdracht tot het houden van een onderzoek die dieper inging op de onvrede van de burgers, met name de oudere burgers. Dit onderzoek “Oordeel over de positie van ouderen in 2013″ was niet primair gericht op publiciteit, maar diende er toe meer kennis te verwerven bij het wetenschappelijk instituut en kader en leden van 50PLUS. Dit onderzoek was het tweede onderzoek dat voorgelegd werd aan de “wetenschappers”. Voor dit onderzoek is exclusief BTW 4.750 in rekening gebracht. Dit is het tekstrapport. De (potentiele) kiezers van 50PLUS – maart 2013 Voor de snelle lezers elementen van het slothoofdstuk: Dit onderzoek laat zien dat de burgers boven de 50 jaar niet alleen negatiever over de eigen financiële positie oordelen dan de jongere leeftijdsklasse, maar vooral aanzienlijk pessimistischer zijn over hun financiële toekomst. De aanhang van 50PLUS is gemiddeld negatiever en pessimistischer dan de rest van de groep boven de 50 jaar, maar dat hangt samen met het feit dat zij gemiddeld ook wel een lagere opleiding en lager inkomen heeft dan de rest van de groep boven de 50 jaar Vrijwel alle tabellen van dit onderzoek laten zien dat er sprake is van een grote vertrouwensbreuk bij Nederlanders boven de 50 jaar. Los van hun uitgangspositie, is hun financiële perspectief overwegend negatief. En voelen de meesten zich misleid, en voor een deel zelfs verraden, door de politiek. Dat heeft mede tot gevolg, dat zij (heel) weinig vertrouwen hebben in de politieke en in steeds grotere mate voor 50PLUS kiezen. Rond de helft van de kiezers boven de 50 jaar kan zich voorstellen die partij te kiezen, wat betekent dat scores in peilingen tussen de 20 en 30 zetels in de toekomst niet onmogelijk zal zijn. Concluderend: In beide onderzoeken (september 2010 en maart 2013) laat ik goed zien wat er aan de hand is onder de oudere kiezers en omschrijf (in 2013) en voorspel (in 2010) ik goed en op een adequate manier de stand van zaken. Zij die beide rapporten echt lezen zullen met me eens zijn dat de reacties van de “wetenschappers” ongefundeerd, zwaar overtrokken zijn en vooral lijken bedoeld te zijn mij te schaden. Daarbij heeft een van de desbetreffende hoogleraren mij geschokt gemeld dat hij een veel genuanceerder reactie op mijn onderzoeken had gegeven en de journalist een dusdanige selectie had gemaakt dat dit beeld eruit voortkomt. (Als trouwens 50PLUS nu in de peilingen op 1 zetel had gestaan, was dit artikel niet verschenen. En vanuit een andere invalshoek had dit artikel vooral complimenteus kunnen zijn over mijn inzicht in de electorale stromingen ) En daarbij komt nog iets: de twee rapporten hebben de belasting betaler dus in totaal ruim 4000 euro gekost. Alle criticasters in het artikel werken bij de Universiteit en worden dus door de belastingbetaler betaald. Ik schat dat alleen aan de tijd die zij bij elkaar hebben gebruikt om mijn twee onderzoeken te lezen en met de journalist te praten de belastingbetaler meer heeft gekost dan deze beide rapporten. Ik kan dit optreden van deze “wetenschappers” en NRC-Handelsblad niet anders dan plaatsen in de serie ervaringen die ik onder 1. en 2. heb beschreven. ”shoot the messenger”, ”jalousie de metier” en eigenlijk twijfel ik ook aan hun integriteit”. Tot slot een stukje uit het artikel in de krant, die ik symptomatisch vind voor zowel de aantijgingen als de kwaliteit van journalist en het artikel: “Paul Lucardie is politicoloog, verbonden aan het Documentatiecentrum Politieke Partijen (DNPP). Hij volgt de opkomst van Leefbaar Nederland van dichtbij. Lucardie: „De partijen van Jan Nagel hebben altijd – voor mij verrassend – veel publiciteit gekregen.” Zonder wetenschappelijk bewijs heeft hij de „indruk” dat nieuwe partijen het bij De Hond beter doen dan bij andere bureaus. En een partij kan profiteren van een gunstige peiling, legt hij uit”. Besef dus wat hier staat. Ik wordt aangevallen op mijn -laten we zeggen- ”wetenschappelijke tekortkomingen”. En dan gaat een politicoloog, die nota bene verbonden is aan een Documentatiecentrum over politiek, een “indruk” weergeven dat nieuwe partijen het bij mij beter doen dan bij andere bureaus. En vervolgens vertelt hij dat die partijen daardoor extra in de lift komen. Met de toevoeging “zonder wetenschappelijk bewijs”…………. Do I have to say more? Eigenlijk heb ik maar een woord voor de bijdragen van deze “wetenschappers” in dit artikel en van NRC Handelsblad: walgelijk.

Bron(nen): Maurice de Hond