Een 'klimaatscepticus' is een heel raar begrip (hoe kun je nu in godsnaam sceptisch tegenover het klimaat staan?), maar als ik het goed begrijp, geloof ik dat ik het ben. Niet dat ik de opwarming van de aarde ontken. Ik wil op gezag van klimaatwetenschappers best aannemen dat die er is, al krijg ik door de hitte van het debat ook de indruk dat het iets te vroeg is om hierover al van een 'consensus' te spreken. Scepsis lijkt me bovendien een hele normale houding voor wetenschappers, en je hoeft geen expert te zijn om te begrijpen dat het klimaat en het op elkaar inwerken van allerlei in zichzelf veranderende klimaatsystemen iets buitengewoon ingewikkelds is. Als leek laat ik me er liever niet over uit (al wordt er bij de kapper over weinig zoveel gepraat als over het weer, en wordt er over de onbetrouwbare weersvoorspellingen nog meer geklaagd dan over de slechte zomer, die de laatste week in Nederland overigens best meevalt). Mijn scepsis geldt de veronderstelde rol van de mens. Niet dat ik wil ontkennen dat de mens een rol speelt bij de opwarming van de aarde. De afgelopen tweehonderd jaar is de wereldbevolking explosief gegroeid en is de aarde enorm omgewroet, dus het zou heel merkwaardig zijn als al die menselijke activiteiten geen invloed zouden hebben voor het leefklimaat op aarde. Dat is de eerste gedachte en toen ik hoorde dat de opwarming voor veruit het grootste deel uit natuurlijke factoren te verklaren viel, was ik bijna opgelucht. Slechts vier procent door de mens veroorzaakt, dan kunnen we nog even doorgaan. U ziet het, niets menselijks is mij vreemd en als het even kan steek ik graag mijn kop in het zand. Maar ook die vier procent, zeggen klimaatwetenschappers, kan fataal zijn, al zijn er in het verleden kleine ijstijden geweest waarop de mens geen enkele invloed had en die voor onze voorvaderen toch goed zijn afgelopen. Toch strooit die rol van de mens wel degelijk zand in het machinewerk van de klimaatwetenschap. Want daarmee is de klimaatontwikkeling niet alleen meer het domein van de natuurwetenschappers, die de mens het liefst buiten beschouwing laten, maar ook van de sociale wetenschappers. Hoe groter de veronderstelde rol van de mens, hoe meer er bij sociologen, economen, politicologen en zelfs historici te rade moet worden gegaan. Als menselijke activiteiten doorslaggevend zijn bij de opwarming van de aarde, dus ook in de prognoses van de temperatuur voor over vijftig of honderd jaar, dan veronderstelt dat ook dat de menselijke geschiedenis voorspelbaar zou zijn. Als historicus kan ik slechts zeggen dat dit een illusie is. Onvermijdelijk komt dan ook de politiek in het spel. En dus ook de klimaatpolitiek. Over klimaatpolitiek, zeker als die via de VN gestalte moet krijgen, kun je niet sceptisch genoeg zijn. Ingewikkelde verdragen tussen honderden lidstaten over de handel in emissierechten zijn een uitnodiging tot misbruik en bedrog, en grote bevolkingsrijke staten als China en India die een ontwikkelingsachterstand hebben in te halen gaan echt niet minder CO2 uitstoten omdat onder voor het merendeel westerse wetenschappers het vermoeden bestaat dat dit goed zou zijn voor de aarde als geheel. Als er al iets over de wereldpolitiek te voorspellen valt, dan is het een mondiaal klimaatbeleid niet werkt. Dat hebben we gezien op de laatste klimaattop in Kopenhagen, die op een reusachtige flop uitdraaide en waar Amerika en China de Europese voorstellen negeerden. Daar komt de ontnuchterende vaststelling nog eens bij dat de klimaatwetenschap eveneens mensenwerk is, dus ook politiek. Als ik klimaatscepticus ben, dan komt dat niet door het klimaat, maar door de mens, door zijn politiek, en door zijn onvermogen de toekomst en dus ook het toekomstige klimaat te voorspellen. Voor zover je überhaupt in zulke algemene termen als de mens en de mensheid kunt spreken. Ook daarover past scepsis, wat voor nog meer slagen om de arm pleit.
Bron(nen): Bron afbeelding