In de jaren tachtig en negentig vormde het gat in de ozonlaag een groot probleem. Tegenwoordig hoor je er weinig meer over. Vandaag is het de Internationale Dag voor het Behoud van de Ozonlaag dus een mooi moment om eens te kijken hoe het er mee staat. Al in de jaren zeventig waren er wetenschappers die vermoedden dat er schadelijke stoffen waren die de ozonlaag aantastten. Er was alleen nog geen meetapparatuur om dat vast te stellen. In 1984 was die er wel. Britse onderzoekers constateerden toen dat het ozongehalte in de stratosfeer boven Antarctica 35 procent lager was dan normaal. Het was de eerste keer dat het gat in de ozonlaag werd ontdekt. Al snel werden cfk's, oftewel chloorfluorkoolstofverbindingen, als oorzaak aangewezen. Wat volgde was een staaltje internationale samenwerking van formaat. Binnen enkele jaren werd er een volledig verbod op het gebruik van cfk's afgesproken. Omdat het even duurt voor het effect op de ozonlaag te zien was, groeide het gat eerst nog. In het jaar 2000 was het met een omvang van liefst 29,9 miljoen vierkante kilometer het aller grootst. Daarna werd het gat langzaam kleiner. Puk van Meegeren van voorlichtingsorganisatie vertelt aan RTL Nieuws: "De NASA verwacht dat de ozonlaag zo tussen 2060 en 2080 weer op het niveau komt van 1980." De vraag is natuurlijk waarom het probleem van de ozonlaag zo snel werd opgelost, terwijl het tegengaan van klimaatverandering maar niet wil lukken. Van Meegeren verklaart: "Het in de ban doen van cfk's is een succesverhaal van internationale samenwerking, maar het was niet zo heel ingrijpend om dat verbod op te stellen. Het ging om relatief weinig productieprocessen die aangepast moesten worden en er was een alternatief aanwezig." Dat is heel anders als het gaat om CO2-uitstoot. "Ons energieverbruik is verweven met alles in ons leven. Vervoer, voeding, kleding en andere producten: alles heeft met CO2 te maken. Het gebruik van fossiele energie kan niet zomaar verboden worden, want dat heeft een te grote impact."