Kinderopvang is buitensporig duur in Nederland, zeker nu de toeslag die ouders tot voor kort kregen vervalt. Dit kan oplopen tot een extra uitgave van enkele honderden euro’s per maand voor de hogere inkomens. Ouders vinden steeds vaker dat werken niet meer loont en sommige ouders zien zelfs af van een tweede kind, omdat ze de opvang niet kunnen betalen. Uit een onderzoek van Debat op 2 (KRO en NCRV) in samenwerking met de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOINK) blijkt dat bijna de helft (47%) overweegt om minder te gaan werken. Een op de zes (17%) overweegt zelfs serieus te stoppen met werken (meestal moeders natuurlijk). En 4% voegt de daad bij het woord. Toch bleek tijdens Debat op 2 maar weer dat er een aantal hardnekkige ideeën over moederschap heersen, die ervoor zorgen dat het met de arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland niet best gesteld is. Een moeder klaagt: 'MIJN salaris gaat bijna helemaal op aan kinderopvang', alsof vaders niets hoeven te betalen voor hun kind. Nog ernstiger is het (waan)idee dat de biologische moeder automatisch de beste opvoeder is. Een hoogopgeleide werkende moeder beweert zelfs dat er wetenschappelijke evidentie is dat de baby het liefst bij mama is (liever dan bij papa) en dat dit genetisch/evolutionair bepaald is. Zo hebben moeders langere haren waar baby's zich aan vast kunnen houden. Misschien moeten toekomstige investeringen in het stimuleren van de arbeidsparticipatie van vrouwen zich dan maar richten op de haarlengte van hun man. Maar alle gekheid op een stokje: wat is er daar nu van waar? Nederland lijkt nog steeds doordrongen te zijn van de ideeën over hechting van John Bowlby, die gebaseerd zijn op zijn onderzoek in kindertehuizen na WO II. Hij merkte dat kinderen die zich aan niemand konden hechten allerlei afwijkend gedrag vertoonden: sommigen waren agressief, terwijl anderen zich afzonderden en nergens meer op reageerden. Volgens Bowlby kon een baby zich maar hechten aan één persoon. Dat is de persoon die vanaf de geboorte het meest voor het kind zorgt, meestal de biologische moeder. ‘Zelfs een slechte moeder is beter dan een uithuisplaatsing’, zei Bowlby. Inmiddels weten we dat een kind zich aan meerdere (zij het een beperkt aantal) mensen kan hechten. Dat kan de moeder, maar ook de vader en de pedagogisch medewerker van de kinderopvang zijn. Bij hechting is de kwaliteit van de relatie belangrijker dan de kwantiteit. Ook een kind dat naar een oppas of een kinderdagverblijf gaat, hecht zich meestal het meest aan de ouders. En zelfs als een moeder fulltime voor haar kind zorgt en de vader een drukke baan heeft, hecht het zich soms meer aan de vader dan aan de moeder.
Bron(nen): Debat op 2 Psychologie in begrijpelijke taal