Van de Marokkaans-Nederlandse jongens in Rotterdam tussen 18 tot 24 is 55 procent met de politie in aanraking gekomen op verdenking van een delict. Voor Antilliaanse en Surinaamse Rotterdammers is dat 40 procent, voor Turks-Nederlandse jongens 36, en voor autochtone Rotterdammers 18,4. Deze ‘absoluut schrikbarende cijfers’ heeft Frank Bovenkerk woensdag tijdens zijn afscheid als hoogleraar criminologie gepresenteerd. Bovenkerk: ‘De normale cijfers vertellen niet hoe beroerd een specifieke groep ervoor staat. De meeste criminaliteit wordt gepleegd door jongens van 12 tot 24 jaar: hoeveel daarvan komen over de hele periode gemeten, voor serieuze feiten met politie en justitie in aanraking? Of: welk percentage heeft bij het bereiken van de 24-jarige leeftijd een strafblad?’ Er is geen wettelijke basis voor het registreren van de etnische achtergrond van een individuele verdachte. Dat zou immers discriminerend zijn en dat willen we niet, want we zijn een beschaafd land. En zo wisten we niet dat het vooroordeel uit het cafe op de hoek (en van Wilders) dat de meeste jonge Marokannen niet deugen, gewoon klopt. Meer dan de helft pleegt voor zijn 24e een misdrijf. ‘Rotterdam, en dat is revolutionair, registreert etniciteit wel’, zegt Bovenkerk. Sinds 2002 koppelt Rotterdam alle gegevens van onder andere politie, jeugdzorg en consultatiebureaus aan individuen van wie de etniciteit bekend is. Bovenkerk: ‘Je zou nog kunnen denken dat het per persoon niet verder is gegaan dan één contact met de politie, maar dat is niet zo: 90 procent van de jongens met een Marokkaanse achtergrond recidiveert, tegenover 60 procent van de autochtonen.’ Hij verwacht dat de Rotterdamse cijfers ook gelden in andere steden. ‘Daar horen we dezelfde geluiden.’ Het is dus inderdaad, zoals iemand bij de reacties vaststeld, een grote groep, die het voor een kleine groep verpest.
Bron: de Volkskrant (deels gebaseerd op artikel dat niet online staat)
Bron(nen): De Volkskrant