De Russische president Vladimir Poetin gaat voor het eerst in twintig jaar op de koffie in Noord-Korea bij 'De Briljante Kameraad' Kim Jong-un. Dat is een ramp voor Oekraïne, dat midden in een oorlog zit met Rusland, volgens hoogleraar Korea-studies Remco Breuker. “Er is maar één reden waarom Poetin naar Noord-Korea zou gaan: dat is om de band met Noord-Korea aan te halen en meer wapen- en munitieleveranties af te spreken”, zegt Breuker op BNR.
Het tweetal gaat mogelijk deze maand al fysiek met elkaar afspreken, waarna Poetin gaat doorvliegen naar Vietnam. Moskou probeert al sinds het begin van de Russische invasie in Oekraïne om de banden met Pyongyang aan te halen. Noord-Korea is vrijwel volledig geïsoleerd door de westerse wereld dankzij sancties, maar wil Rusland graag helpen met het leveren van raketten en andere munitie.
Breuker vermoedt een nog bredere samenwerking tussen de landen. “Wellicht spreken ze zelfs over de levering van arbeidskrachten aan Rusland.” Rusland heeft volgens de Korea-kenner personeel nodig aan het front en om de oorlogseconomie draaiende te houden. “Alles wijst erop dat Noord-Korea aan die vraag gaat voldoen door in eerste instantie fabrieksarbeiders naar Rusland te sturen.”
In ruil hiervoor krijgt Jong-un gas olie, voedsel en rakettechnologie terug. “Daar zullen de leiders het over hebben. Voor Noord-Korea is het bezoek ook belangrijk om de status van het land te verbeteren. Zo klein en geïsoleerd is Noord-Korea niet meer, zeker niet als wapenhandelland.”
Noord-Korea stond vroeger al bekend om de wapenhandel, maar deze industrie stond lange tijd op een laag pitje in het door honger en armoede geteisterde land. “Nu gaat het weer die rol op zich nemen. Het is geen groot land, maar als het om het produceren en het verkopen van wapens gaat, dan doet Noord-Korea gewoon mee met de top van de wapenhandel, ben ik bang.”
China kijkt de innige band die aan het ontstaan is tussen Rusland en Noord-Korea met lede ogen aan. “Het betekent dat Noord-Korea veel minder afhankelijk wordt van China, en dat dat land minder te zeggen krijgt. Dat is een probleem voor China, maar daar kan het niet veel aan doen. China kan niet veel anders doen dan lijdzaam toekijken”, besluit de hoogleraar.