De uitslag van de Franse presidentsverkiezingen laat zien dat het land verdeeld is tussen globalisten en nationalisten, tussen hoogopgeleiden (71 procent van de Macron-stemmers) en arbeiders (68 procent van de Le Pen-stemmers). De oude tegenstelling tussen links en rechts bestaat niet meer.
Dit viel ook op bij de uitslag van het Brexit-referendum en bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Er treedt een scheiding op tussen de 'anywheres' (stedelijke elite die veel baat heeft bij open grenzen) en de 'somewheres' (zij die zijn 'achtergebleven' en gehecht zijn aan hun nationale identiteit), legt professor Lionel Page van de Economische Universiteit van Queensland uit.
Er zijn verschillende verklaringen: Linkse partijen lijken de steun van de arbeidersklasse kwijt te zijn geraakt, door meer progressieve thema's te kiezen die in de smaak vallen bij de hoger opgeleide mensen in de stad.
Daarnaast stipt Page aan dat massamigratie kan leiden tot angst voor andere culturen, vooral in bevolkingsgroepen die niet of nauwelijks economisch profiteren van open grenzen.
Populistisch-nationalistische leiders zoals de Amerikaanse ex-president Trump of de Hongaarse president Orbán respecteren alleen de democratie en rechtspraak als het hen uitkomt. Dit kan zeer ernstige gevolgen hebben voor de rechtsstaat.
De Franse president Macron deed in zijn overwinningsspeech een handreiking naar de Le Pen-stemmers. Hij wil een president zijn voor alle Fransen. Hopelijk slaagt hij erin een brug te slaan tussen de twee kampen.