Veertien weken na de diagnose alvleesklierkanker overleed Boudewijn Brinkman (63). In die korte periode onderging hij nog vijf palliatieve chemokuren, waardoor hij 'totaal out of order' was, zoals zijn vrouw Geeske Hendriksen het omschrijft in . Ze had liever gehad dat een dappere arts had gezegd: 'Hou toch op met je vol te stoppen met chemo en medicijnen. Ga zeilen!' Maar dat zei de oncoloog niet. Die adviseerde chemokuren, die de kwaliteit van leven van Brinkman zouden verbeteren. Het tegendeel bleek waar. De resterende twaalf weken bracht hij grotendeels zwaar ziek in bed door. Hendriksen: 'Er leek maar één mogelijke keus: chemo. Want ja, wie wil er nou niets doen?' En hij is niet de enige bij wie het zo gaat. UvA-onderzoeker Nelleke Koedoot concludeerde al in 2003 na analyse van 140 opgenomen slechtnieuwsgesprekken: 'Patiënten met kanker die niet meer te genezen zijn en die de keuze hebben tussen palliatieve chemotherapie en een afwachtend beleid, krijgen van oncologen bijna uitsluitend informatie over chemotherapie.' De laatste jaren komt er in de medische wereld echter meer aandacht voor de nadelen van doorbehandelen tegen beter weten in. Het is niet alleen kostbaar, maar verpest ook de laatste levensfase van patiënten. Hendriksen wil
artsen daar op attent maken. Daarom heeft ze de eendaagse training 'Gesprekken over leven met de
dood' opgezet. Aan de hand van voorbeelden uit de praktijk leren artsen hoe ze met patiënten kunnen praten over hun naderende dood. Zodat een arts binnenkort misschien wel durft te zeggen: 'Hou er mee op, ga in de zon zitten.'