Het dodental na de Israëlische aanval van woensdag op de Syrische stad Palmyra is verder opgelopen. Er zijn zeker 71 pro-Iraanse strijders gedood, bericht het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten. Er zouden ook tientallen gewonden zijn gevallen, onder wie burgers.
De in Londen gevestigde waarnemingsorganisatie meldt dat onder de omgekomen personen 45 strijders waren van Syrische groeperingen. De 26 anderen waren buitenlandse strijders, voornamelijk van een Iraakse beweging. Vier personen hoorden bij de Libanese groep Hezbollah.
Israël heeft sinds het uitbreken van de burgeroorlog in Syrië in 2011 honderden luchtaanvallen uitgevoerd op het buurland. Daarbij waren vooral pro-Iraanse groeperingen het doelwit. De aanval van woensdag was de dodelijkste sinds de strijd tussen Hezbollah en Israël afgelopen september escaleerde.
Palmyra ligt in het midden van Syrië en staat bekend om zijn archeologische monumenten, die eerder werden getroffen toen de stad in handen was van Islamitische Staat (IS). Volgens de Syrische organisatie voor Oudheden en Musea hebben de monumenten bij de laatste aanvallen "geen directe schade opgelopen". Het hoofd voegde eraan toe dat ter plaatse onderzoek moet worden uitgevoerd om dit te bevestigen.