President Vladimir Poetin van Rusland heeft een militaire eenheid die betrokken was bij gevechten in Boetsja, een voorstad van Kiev, speciaal geëerd. De 64e gemotoriseerde infanteriebrigade krijgt de eretitel 'garde' vanwege "enorme heldenmoed en vasthoudendheid van haar leden". De eenheid komt uit het Verre Oosten van Rusland en is normaal gelegerd ten noorden van Vladivostok. De brigade wordt door Oekraïne beschuldigd van oorlogsmisdaden. Boetsja ligt naast een strategisch vliegveld waar vanaf de eerste dag van de Russische aanval op Oekraïne wekenlang fel is gevochten. Oekraïne en veel bondgenoten in het Westen beschuldigen de Russische strijdkrachten van oorlogsmisdaden, nadat er beelden werden verspreid van lijken in de plaats, een paar dagen na het vertrek van de Russen. Zij verlieten Boetsja 30 maart in noordelijke richting en stuitten daarbij naar eigen zeggen niet op weerstand. Wel beschoten volgens Rusland Oekraïense eenheden de zuidelijke kant van Boetsja met raketten en artillerie. De burgemeester van de plaats maakte 31 maart melding van de "bevrijding" van de voorstad. Later werd melding gemaakt van lichamen op straat. Ook zijn volgens de Oekraïense meldingen massagraven gevonden. Op 2 en 3 april kwamen er steeds meer foto's en beelden van burgerslachtoffers die lijken te zijn geëxecuteerd. In de Russische lezing gaat het om een geënsceneerde propagandastunt die is georganiseerd nadat de Russische troepen zich hadden teruggetrokken. Een Amerikaans bedrijf, Maxar Technologies, verspreidde vervolgens beelden dat er al op 11 maart zeker elf lijken lagen in de straten van de stad. Toen werd daar nog om gevochten. Het is op de beelden niet duidelijk om wat voor slachtoffers het gaat, wat de doodsoorzaak is en waar en wanneer ze zijn gestorven. Tal van instanties inclusief het Internationaal Strafhof in Den Haag willen de vermoedelijke burgerdoden in Boetsja nader onderzoeken.