Stel je voor, er valt een fles olijfolie uit je handen in de supermarkt, of je zoon stoot per ongeluk een dure vaas om in een kunstwinkeltje op vakantie. Wie draait er dan op voor de kosten?
Normaal gesproken geldt het principe 'breken is kopen', maar in de praktijk zullen supermarkten je meestal niet vragen om te betalen voor kapotte producten. Bij kleine bedragen nemen ze de kosten voor lief. Winkels zijn hier ook niet voor verzekerd, en schrijven de verliezen weg onder het kopje 'derving', net als artikelen die over de datum zijn, blijkt uit vragen van AVROTROS-programma Radar aan branchevereniging INretail.
"Ondernemers kunnen wel een inventaris- en goederenverzekering afsluiten, maar dat dekt alleen schade door bijvoorbeeld brand, diefstal of vandalisme", legt een woordvoerder van Inretail uit. "Als een klant geen opzettelijke schade toebrengt, kan een ondernemer zich hier niet tegen verzekeren."
Maar is het kapotgevallen item duurder, dan wordt het een ander verhaal. Stel, je zwaait met je rugzak een vaas of dure parfum van de plank, dan zal de winkelier je waarschijnlijk wél aansprakelijk houden voor de schade. “Veel mensen hebben daar een aansprakelijkheidsverzekering voor. Dus dat zou je dan via je verzekering kunnen regelen”, vertelt Joyce Donat van de Consumentenbond.
Maar wat als je kind iets duurs kapot laat vallen? Ook dan valt dit volledig onder jouw verantwoordelijkheid als ouder; in ieder geval tot de veertiende verjaardag van je zoon of dochter. Bij pubers van 14 of 15 kun je de verantwoordelijkheid afschuiven op je kind, maar moet je wel kunnen aantonen dat je de actie niet kon voorkomen.
Vanaf het zestiende jaar zijn kinderen in principe zelf verantwoordelijk voor de schade, maar toch kunnen ouders tot het zeventiende jaar van hun kind in sommige gevallen nog financieel aansprakelijk gesteld worden.
Bron(nen): Radar