De hond is steeds vaker een volwaardig lid van het gezin. En dat is even wennen voor de beesten, die tot voor kort vooral nutsdieren waren. Kunnen dier én mens dat aan? "Er zijn meer honden dan goede baasjes", aldus onderzoeker Ineke van Herwijnen (40) van de Wageningen Universiteit in de Volkskrant. Ze bestudeerde de opvoedstijl van vijfhonderd hondenbezitters met kinderen en onderscheidt drie typen: de (strenge) corrigerende stijl, de permissieve stijl, waarbij alles is toegestaan en de stijl waarbij de hond stap voor stap wordt voorbereid op situaties die zich in het dagelijks leven voordoen. Haar conclusie: Kinderen en honden krijgen vaak dezelfde soort opvoeding. Als een hond van zijn baasje tegen passanten mag opspringen 'omdat dit nu eenmaal in de aard van het beestje ligt', zullen eventuele kinderen van dat baasje eveneens 'in permissieve stijl' worden opgevoed. Van Herwijnen ziet echter veel honden in de knel komen. "Er zijn momenteel 1,6 miljoen honden in Nederland. Daarvan leven enkele tienduizenden enige tijd in een asiel. En daar zitten ze doorgaans niet omdat het samenleven met een mens goed heeft uitgepakt. Meestal is het al fout gegaan in de gevoelige levensfase van een hond. De socialisatiefase, waarin hij de wereld om hem heen leert kennen." Zelf is ze aanhanger van de derde opvoedstijl. "Daarvan is aangetoond dat hij bij kinderen het meest succesvol is. Bij een hond betekent dat: wenselijk gedrag aanleren, onwenselijk gedrag afleren. Dat is een kwestie van herhalen. Telkens als een hond de neiging heeft tegen iemand op te springen, duidelijk maken dat het prettiger is, ook voor hemzelf, om te gaan zitten. Elke hond heeft wel een of meer ongewenste gedragingen. Die zijn af te leren, terwijl de hond gewoon hond kan zijn."