De Arnhemse voetbalclub Vitesse staat
op omvallen. Interim-directeur Edwin Reijntjes luidt de noodklok; volgens hem is de licentie van de club serieus in gevaar. Hoe heeft
het zover kunnen komen, en stond de club al niet vaker aan de rand
van de afgrond?
De financiën zijn wederom niet op
orde bij Vitesse. Er is volgens
dagblad De Gelderlander een acuut
tekort van 3,5 miljoen euro. Er is geen onafhankelijke accountant te
vinden die het jaarverslag wil ondertekenen, en dat komt omdat er een
gat van zo'n 8 miljoen euro is (26 miljoen aan uitgaven tegenover 19
miljoen aan inkomsten).
Hollywood aan de Rijn
Dit was lange tijd geen probleem, omdat
de Russische eigenaar Valeri Ojf het gat dichtte met eigen geld, maar
die is nu vertrokken. En een overname door de Amerikaan Coley Parry
is na een onderzoek van 18 maanden afgekeurd. Vitesse is officieel
nog steeds in Russische handen; gecombineerd met de financiële
onzekerheid wil de accountant de jaarrekening niet aftekenen,
waardoor de Arnhemse club de licentievoorwaarden al maandenlang overtreedt.
Degradatiespook
Sportief gezien gaat het ook dramatisch. De
club heeft zo langzamerhand een wonder nodig om niet te degraderen.
Als een club afdaalt naar de eerste divisie, komt er veel minder
geld binnen. Maar het contract met Stadion Gelredome loopt gewoon
door. Vitesse moet 2,4 miljoen euro per jaar ophoesten om hun
thuiswedstrijden in een halfleeg stadion af te werken.
Déjà vu?
In 2001, 2003 en 2008 leek Vitesse ook
al het loodje te leggen. In 2001 trok hoofdsponsor Nuon zich terug,
waardoor opeens een tekort van 24 miljoen gulden ontstond. Een groep
investeerders, de Vrienden van Vitesse, schoot te hulp. Zij staken
miljoenen in Vitesse en hebben daarmee de club gered.
In 2003 was de nood opnieuw hoog.
Uiteindelijk redde de gemeente de club met een reddingsplan van zo'n
30 miljoen euro. Ook in 2008 leefde de club op te grote voet, en
mocht de belastingbetaler de rekening betalen. Een tekort van 27
miljoen euro werd deels kwijtgescholden door een deal die op poten
werd gezet door Paul van der Kraan, destijds algemeen directeur.
Schuldeisers, waaronder wederom de gemeente, kregen slechts een deel
van hun geld terug.