Al twintig jaar vergaderen teams en organisaties over manieren om de Formule 1 goedkoper te maken. Het resultaat: het wordt alleen maar duurder. Coureur Lewis Hamilton zet vandaag op de Grand Prix van Spa een nieuw record: hij rijdt in een Mercedes van 4,5 miljoen
euro, de duurste ooit. Om te laten zien hoeveel duurder autoracen de afgelopen decennia is geworden, is het interessant om te kijken naar de Belgische Grand Prix van 1998. Vier honderd meter na de start slipte David Coulthard weg en veroorzaakte een crash van 13
auto's. Prijskaartje: 6 tot 7 miljoen euro. Een auto kostte destijds ongeveer een half miljoen. Vandaag kosten de auto's van Hamilton en Rosberg evenveel als dat hele autokerkhof samen. Het prijskaartje van 4,5 miljoen euro komt als volgt tot stand: de voorvleugel kost 450.000 euro. De achtervleugel is 320.000 euro. Verder ligt er een vloertje in van 330.000 euro. Het chassis kost 1,6 miljoen en de motor 1,4 miljoen. Van de auto worden er maar twee per jaar gemaakt. Maar met deze kosten ben je er nog niet. Zes dagen testen in januari is 3,25 miljoen euro. Transportkosten van de auto's: 5,85 miljoen per seizoen. In totaal kost een topteam als Mercedes per seizoen 285 miljoen. Veel, zeker, maar slechts 5 miljoen meer dan de loonkosten van voetbalclub Chelsea.