De chemie van de monogamie

Wetenschap
dinsdag, 27 april 2010 om 00:00
welingelichtekringen header 1

Dat er ook andere dieren zijn dan mensen die monogaam zijn, klopt dat eigenlijk wel? Paul Zak, neurowetenschapper, schrijft dat drie procent van de diersoorten monogaam leeft. Dat betekent dat ze - in principe - een levenslang samen zorgen voor hun kroost. Maar dat betekent niet dat die dieren alleen seks hebben met elkaar. Ze zijn sociaal monogaam, maar in de meeste gevallen niet seksueel monogaam. En mensen dan? We neigen naar overspel, maar onze moraal, en onze kerken en traditie, vragen om monogamie. Hoe zit dat? Daarvan weet, zegt Zak, de wetenschap wel iets. Er zijn drie hormomen die iets van doen hebben met monogamie. Oxytocine, arginine vasopressin, en testosteron. Omdat oxytocine ook een belangrijke rol speelt bij de hechting van moeder en kind, wordt het ook wel het "knuffelhormoon" genoemd. Oxytocine (en bij mannen vasopressine) wordt door iedereen aangemaakt bij positief onderling contact, zoals bij aankijken, aanraken, knuffelen en vrijen. Ook bij het verrichten van zorgtaken wordt er meer oxytocine aangemaakt.
Een hoog oxytocinegehalte wordt geassocieerd met een gevoel van vertrouwen en verbondenheid. Bij hogere niveaus is er sprake van een hogere weerbaarheid tegen stress en verslaving en komt het lichaam sneller tot rust. Arginine vasopressin, vooral bedoeld om de waterhuishouding in het lichaam te regelen, speelt ook een rol van het vermogen om verbintenissen te voelen en te waarderen. Beide leiden en dragen bij aan monogamie.
Maar dan komt testosteron. En testosterin wil bij mannen iets anders. Dat wil beren verslaan, bomen omzagen en vrouwen bespringen. En waar Oxytocine en arginine vasopressin leiden tot monogamie en verbondenheid, leidt testosteron tot vreemdgaan en Tiger Woods.
En dan zijn er nog onze lichamelijk kanten. De omvang en vermogens (in hoeveelheden) van de mannelijke genitaliën maken mannen geschikt voor meer dan een partner. Kortom, schrijft Zak, we zijn voorbestemd om sociaal monogaam te zijn en seksueel niet. En aangezien dat in de praktijk slecht samengaat, is het een kwestie van kiezen: willen we de monogame sociale kant of de lijfelijke polygame kant. En op het kruispunt zijn de scheidingen.

Bron(nen): Psychology Today