De behandeling van
ADHD en
depressie zou moeten uitgaan van een EEG-onderzoek. Volgens promovendus Martijn Arns van de Universiteit Utrecht is de juiste behandeling op die manier beter te bepalen dan door te kijken naar gedrag. In de toekomst zou de patiënt, na een eenvoudig EEG-onderzoek, een gepersonaliseerde behandeling kunnen ondergaan.
Medicijnen als ritalin en antidepressiva blijken bij lang niet alle patiënten met ADHD of een depressie effectief. Bij de ene variant werken medicijnen wel, bij de andere niet. Arns bestudeerde de hersenactiviteit van een aantal patiënten en schreef ze vervolgens een behandeling voor: medicatie, transcraniële magnetische hersenstimulatie (rTMS) bij depressie of neurofeedback bij ADHD. Daarna keek hij of er een relatie was tussen het effect van de behandeling en het EEG.
Arns definieert 3 subgroepen ADHD-patiënten. Eén subgoep reageert goed op ritalin. Arns: 'Deze groep vertoonde in het EEG bijvoorbeeld een verhoogde theta-activiteit: een activiteit die geassocieerd wordt met een verlaagd alertheidsniveau en een verminderde volgehouden aandacht.'
Bij depressies blijkt een verhoogde theta-activiteit samen te hangen met het niet reageren op antidepressiva en rTMS. Mogelijk reageert deze subgroep beter op ritalin.
Een andere belangrijke maat, de trage alfa piek-frequentie, blijkt een voorspeller voor het geheel niet reageren op behandelingen bij zowel ADHD als depressie. 'Toekomstig onderzoek moet zich dus richten op het ontwikkelen van nieuwe behandelingen voor deze groep', stelt Arns.