Tijdens de Tweede Wereldoorlog vestigde de Duitse bezetter in Nederland een 'burgerlijk bestuur' waarin Rijkscommissaris Seyss-Inquart de rol van staatshoofd, ministerraad en parlement vervulde. Samen met de Duitse 'toezichthouders' die hij naar de ministeries stuurde, werden Nederlandse ambtenaren de nieuwe wetgevers. De samenwerking tussen het Nederlandse ambtelijke apparaat en de nieuwe Duitse machthebber was hecht - en daarmee controversieel.
Historicus Gert Jan van Setten promoveerde donderdag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op de bestuurlijke maatregelen die tijdens de Duitse bezetting werden genomen en na de oorlog van kracht bleven. Een verbluffend groot aantal, ontdekte hij gedurende acht jaar onderzoek, met blijvende invloed op het naoorlogse Nederland, meldt NRC.