Een mysterieuze damp waarin alle dieren dood gingen, terwijl de priesters die de offers brachten fier overeind bleven. Het kon niet anders dan een poort naar de onderwereld zijn, zo geloofden de oude Romeinen. Nog steeds gaan echter alle beesten dood die er in de buurt komen, alleen heeft dat niets met duistere krachten te maken.
Poort van PlutoDe grot dateert van ongeveer 2200 jaar geleden, maar werd door archeologen van de universiteit van Salento in 2011 opnieuw ontdekt. Hij hoort bij de oude Romeinse stad Hierapolis in Turkije. De grot werd destijds gebruikt voor dierenoffers. Gecastreerde priesters leidden stieren door de poort van Pluto, de klassieke god van de onderwereld.
Toeschouwers zaten op verhoogde banken in de arena en zagen hoe duistere dampen de dieren omringden, waarna ze stierven. "De damp op deze plek is zo dik en mistig dat je haast de grond niet kunt zien. Elk dier dat er mee in aanraking komt, gaat meteen dood. Ik gooide vogels die kant op en ze vielen direct uit de lucht," schreef de Griekse historicus Strabo al (64-24BC).
Het was dit fenomeen dat de archeologen op het spoor bracht van de locatie van de grot. Vogels die te dicht bij de ingang vlogen, stikten en vielen dood neer. Zo bleek dat de grot duizenden jaren later nog steeds zo dodelijk is als toen.
CO2De oorzaak is alleen niet een boze god van de onderwereld, maar seismische activiteit onder de grond, aldus vulkanoloog Hardy Pfanz van de universiteit van Duisburg-Essen, die het onderzoek leidde. Een heel diepe spleet onder de regio stoot grote hoeveelheden van vulkanische koolstofdioxide uit.
Het team mat het CO2-niveau in de vroegere arena die verbonden was met de grot en ontdekte dat het gas een 'meer' vormde van 40 centimeter hoog boven de arenavloer.
Dit gas verdween overdag door de zon, maar was het dodelijkst bij zonsopgang, nadat het CO2-niveau een hele nacht kon opbouwen. Het bereikte een concentratie van 50 procent op de bodem van het meer en was nog 35 procent op 10 centimeter, wat nog steeds dodelijk is voor mensen, maar boven de 40 centimeter daalde de concentratie snel. In de grot zelf werden percentages tot 90 procent gemeten, aangezien daar nooit zon of frisse lucht kwam.
Toeristische trekpleisterDe plek werd in de tijd van de Romeinen een soort toeristische trekpleister waar mensen kleine dieren of vogels konden kopen en op de vloer van de arena konden gooien. Op feestdagen offerden priesters grotere dieren. "Terwijl een stier in het gasmeer stond met zijn mond en neus op een hoogte van 60 tot 90 centimeter, bleven priesters rechtop staan met hun neus en mond hoog boven het toxische niveau van de 'dodelijke adem van Hades',
schrijven de onderzoekers. De toeschouwers zagen grote, sterke stieren binnen enkele minuten hun laatste adem uitblazen, terwijl de priesters nergens last van hadden, een bewijs van de macht van de goden, dacht men toen.
De onderzoekers denken dat de priesters goed doorhadden dat het geen goddelijke grot betrof, maar een dodelijk gas. Ze kozen ook bewust de beste tijdstippen uit, zodat hun offers een maximaal effect sorteerden.