We lachen wat af. Maar niet omdat de goede grappen ons nou zo om de oren vliegen. Tachtig procent van ons gegrijns en gegrinnik volgt op doodnormale uitspraken als 'hoe is het' of 'ik zie je later'.
Dat blijkt uit onderzoek van Robert Provine, een Amerikaanse neurowetenschapper en hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Maryland, die in tien jaar tijd 1200 lachsituaties bestudeerde. Hij concludeerde ook dat de spreker 46 procent vaker lacht dan de luisteraar. Vaak gebeurt het om woorden kracht bij te zetten, zoals ’ik ga nu naar huis, haha’ en ’het gaat goed met me, haha’.
Lachen is volgens de wetenschapper vooral een vorm van sociaal gedrag en communicatie om de verbinding te zoeken. Frank van Marwijk, sociotherapeut en auteur van het boek Lichaamstaal is het daarmee eens. "Mensen lachen minder en gematigder als ze alleen zijn”,
zegt hij in de Telegraaf. "Als je bijvoorbeeld alleen op de bank naar een grappige film kijkt, proest je het minder hard uit dan wanneer je met vrienden of familie naar dezelfde film kijkt. Lachen werkt aanstekelijk door de aanwezigheid van spiegelneuronen in onze hersenen. Als je iemand ziet of hoort lachen, ben je snel geneigd om dit over te nemen.”
Maar we lachen bijvoorbeeld ook om ons een houding te geven bij angst. "Lachen heeft zich geëvolueerd tot een sociale omgangsvorm, maar de echte basis ervan ligt bij angst. Als je op straat loopt en iemand botst bijna tegen je aan, dan is een lach waarschijnlijk je eerste reactie. Daarmee wil je laten zien dat je de ander geen kwaad wilt doen”, aldus de expert.