Alle
honden kwijlen wel eens, sommige meer dan andere. Voor baasjes is al dat speeksel soms vervelend, maar voor wetenschappers biedt het een schat aan informatie. Bovendien is het makkelijk te verzamelen, op te slaan en te testen op de concentratie van cortisol, een stof die bij mens en dier geassocieerd wordt met
stress en welbevinden. Australische en Amerikaanse onderzoekers voerden een meta-analyse uit met de gegevens van 31 eerdere studies om de relatie tussen cortisol en diverse andere factoren te onderzoeken. Een aantal dingen maakt het moeilijk om de concentratie van cortisol in het speeksel te interpreteren. Er is geen norm voor welke concentratie goed is en welke niet. Een lage concentratie betekent niet automatisch dat het individu (in dit geval de hond) zich beter voelt dan een soortgenoot met een hoge concentratie cortisol in het speeksel. Ook zijn er veel intra-individuele verschillen. Zo kan de concentratie nu laag zijn en morgen hoog. Uit de meta-analyse bleek dat het cortisolniveau significant lager is als het baasje van de hond of directe naasten aanwezig zijn. Verder hebben gecastreerde reuen en gesteriliseerde teefjes een lager cortisolniveau. Dat wijst dus op de invloed van zowel lichamelijke als omgevingsfactoren. Er zijn echter ook onverwachte effecten. Honden in een asiel hebben bijvoorbeeld lagere cortisolniveaus dan andere honden. Dit zou kunnen wijzen op een ontregeling van het stresssysteem. Het stresssysteem is afgestompt en reageert niet meer. Een mogelijke conclusie zou kunnen zijn dat zowel hele hoge als hele lage cortisolwaarden niet gunstig zijn voor het welbevinden van de hond.