Dertigers met ouders uit de laagste inkomensgroep hebben de helft minder kans op een vast contract dan hun leeftijdsgenoten met de rijkste ouders. Ook of ze uit het hoge noorden komen of de grote steden heeft een negatieve invloed.
Dat blijkt uit onderzoek van econoom Bastian Ravesteijn en Helen Lam op basis van CBS-data van bijna een miljoen dertigers die zijn geboren tussen 1982 en 1987. Behalve het inkomen van de ouders speelde ook de plaats van geboorte een rol,
schrijft de Volkskrant. Wie in Brabant, Zeeland, de Achterhoek of de biblebelt ter wereld kwam, is er goed vanaf gekomen. Twee derde van de onderzochte groep lukte het toch om een vast contract te krijgen. Van dezelfde inkomensgroep, die in de grote steden, het noordoosten van het land of Flevoland is geboren kreeg 45 procent een flexcontract, terwijl 34 procent gemiddeld is.
Hoogleraar arbeidsmarkt Ton Wilthagen heeft wel een verklaring: "In Brabant en Zeeland heb je bijvoorbeeld een sterke maakindustrie. Daar is niet zo’n cultuur van flexwerk, want de vraag naar Daf-trucks is morgen hetzelfde als vandaag," zegt hij in de Volkskrant. Dat is anders bij zakelijke dienstverlening en de horeca, sectoren die meer in de steden voorkomen. "Wat we nog niet wisten, is dat waar je wieg staat zo lang doorwerkt. Tot op de leeftijd waarop mensen doorgaans gaan nadenken over hun huis, partner en kinderen."