DEN HAAG (ANP) - Nederland telde in 2016 bijna een miljoen armen, 6 procent van de bevolking. Dit is fors lager dan in 2013 toen het percentage op 7,6 procent lag en er 1,2 miljoen mensen in armoede leefden. De oorzaak is de aantrekkende economie na 2013.
Dat blijkt uit cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat de armoede in Nederland in kaart heeft gebracht.
Het SCP heeft voor de nieuwe rapportage het begrip armoede herijkt. ,,We hebben dit jaar opnieuw gekeken naar wat mensen minimaal nodig hebben en hoeveel dit kost. Ook is opnieuw geïnventariseerd hoeveel mensen nu echt te besteden hebben”, schrijft het planbureau.
Bij het bepalen van wat mensen minimaal nodig hebben is het SCP uitgegaan van het 'niet-veel-maar-toereikendbudget’ (NVMT). Dat bedraagt voor een alleenstaande 1139 euro per maand. Hierin is het budget voor basisbehoeften - voeding, kleding en wonen - aangevuld met een minimum voor ontspanning en sociale participatie. Voor een paar zonder kinderen is het NVMT 1550 euro en voor stellen met een kind 1850 euro per maand
Volgens het planbureau is het NVMT nog steeds bescheiden; luxegoederen zoals een auto of een vakantie in het buitenland ontbreken maar er is wel voorzien in bijvoorbeeld familiebezoek of een lidmaatschap van een sportvereniging.
Aan de hand van deze uitgangspunten kwam in 2016 een arm huishouden 2300 euro per jaar tekort ten opzichte van het niet-veel-maar-toereikendcriterium. Voor 2015 lag het op ongeveer 1700 euro per jaar. Een mogelijke verklaring voor de stijging, aldus het SCP, is dat de economische groei heeft geleid tot uitstroom uit de armoede van mensen met een klein tekort, terwijl de 'achterblijvers’ in de armoede een groot tekort hebben.
Mensen in de bijstand, niet-westerse migranten en alleenstaande moeders met minderjarige kinderen lopen het grootste risico op armoede. Van elk van deze groepen is meer dan 15 procent arm. In 2016 waren er 280.000 arme kinderen, bijna 9 procent van alle kinderen in Nederland.
Van de 65-plussers leeft 3 procent in armoede. Hoe ouder hoe armer: tot 75 jaar verkeert 2 procent in armoede, bij 90-plus 9 procent.