EMA bespreekt zeldzame bloedproblemen na prik met externe experts

Samenleving
door anp
donderdag, 25 maart 2021 om 15:09
ema bespreekt zeldzame bloedproblemen na prik met externe experts1616681774

Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) bespreekt maandag met een groep deskundigen van buitenaf de zeer zeldzame bloedstollingsproblemen die zich hebben voorgedaan na prikken met het coronavaccin van AstraZeneca. In een voorlopige conclusie benadrukte het veiligheidscomité van het EMA vorige week al dat de voordelen van het vaccin zwaarder wegen dan de mogelijke risico's. Het onderzoek gaat intussen wel verder.

Het EMA praat maandag over de kwestie met deskundigen op het gebied van hematologie, hart- en vaatziekten, infectieziekten, virologie, neurologie, immunologie en epidemiologie. Aan de vergadering mogen ook twee buitenstaanders uit het publiek deelnemen, voegt het EU-agentschap eraan toe.

In Nederland lag het gebruik van AstraZeneca tijdelijk stil, na enkele meldingen over een combinatie van stolselvorming (trombose) en een verlaagd aantal bloedplaatjes (trombocytopenie). Daarvan was vorige week in Europa 25 keer melding gedaan. EMA-experts bestudeerden negen sterfgevallen tot in detail, maar ze konden niet bepalen of het vaccin de oorzaak was. Ze sluiten een verband echter ook niet uit. Maar zelfs als er een verband is, voorkomt het vaccin nog altijd veel sterfgevallen en ziekenhuisopnames door Covid-19, oordeelt het veiligheidscomité. Dat weegt wat het comité betreft zwaarder dan de zeer zeldzame bloedproblemen. Het Nederlandse kabinet nam die conclusie over en besloot het prikken te hervatten.

Minder dan 500 meldingen

In het algemeen lijkt het er volgens het EMA op dat trombose na vaccinatie met het middel van AstraZeneca niet vaker voorkomt dan onder niet-gevaccineerden. Op 20 miljoen prikken zijn minder dan 500 meldingen gedaan over zogenoemde "trombo-embolische" problemen in de periode erna.

Het veiligheidscomité van EMA gaat met de externe experts onder meer praten over mogelijke mechanismen achter de ziektebeelden, onderliggende risicofactoren en eventuele nieuwe cijfers. Bijgewerkte conclusies en aanbevelingen worden verwacht tijdens een driedaagse bijeenkomst, die van 6 tot 9 april wordt gehouden.