Het luxueuze strandlandgoed van de overleden voormalige Italiaanse premier Silvio Berlusconi op Sardinië, Villa Certosa, staat te koop voor €500 miljoen. De vijf kinderen van Berlusconi, die afgelopen juni op 86-jarige leeftijd overleed, hebben ingestemd met de verkoop van het landgoed. Het zal privé op de markt worden gebracht door de in Milaan gevestigde vastgoedadviseur Dils[1].
Berlusconi, een vastgoedmagnaat die media-mogul en politicus werd, kocht het 110 hectare grote landgoed aan de noordoostkust van het eiland, bekend als Costa Smeralda, in de late jaren 80 en renoveerde het volledig. De weelderige eigendom, die 68 kamers, directe toegang tot de Middellandse Zee, meerdere zwembaden, tennisbanen, tuinen ter grootte van 80 voetbalvelden en een amfitheater omvat, heeft ooit voormalig Amerikaans president George W Bush en voormalig Brits premier Tony Blair gehost. De Russische president Vladimir Poetin heeft ook meerdere keren tussen 2003 en 2010 vakantie gevierd bij Villa Certosa met Berlusconi[1].
Mogelijke kopers zijn onder meer Emirati, Saoedische, Indiase en Amerikaanse miljardairs. Dils zal potentiële kopers direct benaderen en er zal geen openbare reclame voor het eigendom zijn. Bezichtigingen zouden in februari moeten beginnen. Het eigendom zou ook van belang kunnen zijn voor internationale luxe horecagroepen[1].
Het eiland Sardinië was traditioneel een populaire bestemming voor Russische oligarchen en verschillende van de meest luxueuze villa's in het gebied van Costa Smeralda, dat de resorts van Porto Cervo en Porto Rotondo omvat, werden in de jaren 90 verworven door Russische staatsburgers. Echter, het sanctieregime in verband met de oorlog in Oekraïne maakt een aankoop door een Russische staatsburger onwaarschijnlijk[1].
Volgens een taxatie in 2021 was het landgoed €260 miljoen waard. De huidige vraagprijs is hoger dan wat de familie hoopte te maken van de verkoop[1]. Villa Certosa is naar verluidt al twee keer eerder op de markt gebracht, in 2010 en 2015, maar Berlusconi heeft altijd geruchten over een mogelijke verkoop ontkend[1].
Bron(nen): Financial Times