Nederland presteert op het gebied van onderwijs goed in vergelijking met andere
landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Scholieren krijgen meer les, ze zijn beter voorbereid op de arbeidsmarkt en later minder vaak werkloos ten opzichte van mensen met dezelfde opleiding in de andere OESO-landen.
Dat komt naar voren in het landenrapport over 2015 van de OESO, een samenwerkingsverband waarbij 34 welvarende landen zijn aangesloten.
Van de mensen met een havo-, vwo- of mbo-diploma heeft acht op de tien een baan. In de andere landen is dat 75 procent. Bovendien is in Nederland een derde van de 25- tot 34-jarigen hoger opgeleid dan hun ouders. Het gemiddelde in de OESO is 28 procent.
Oudere leraren
Ook gaan Nederlandse kinderen al op jongere leeftijd - vier jaar - naar school en krijgen ze meer les. Op de basisschool zijn er 940 verplichte lesuren terwijl dat elders
gemiddeld 804 uur is. In het voortgezet onderwijs zitten scholieren 1000 uur in de klas tegenover gemiddeld 916 uur in de andere landen.
Er zijn in Nederland meer oudere leraren. De helft van de leraren die les geven in de hogere klassen van havo, vwo en mbo is boven de vijftig jaar. Elders is dat een derde. Op de basisschool is 40 procent ouder dan vijftig jaar, terwijl dat elders gemiddeld 30 procent is. Tegelijkertijd zijn er in Nederland meer leraren op de basisschool jonger dan dertig jaar.
Ook zijn meer jonge vrouwen in Nederland hoger opgeleid dan elders. Maar hun inkomen is gemiddeld 17 procent lager dan dat van mannen met eenzelfde niveau.