Nog voordat informateur Kim Putters zijn eindverslag heeft uitgebracht, spreken de partijleiders van PVV en VVD elkaar al tegen over wat ze tijdens de gesprekken van de afgelopen weken hebben afgesproken. PVV-voorman Geert Wilders zegt dat één partij voorkwam dat hij premier werd. VVD-leider Dilan Yeşilgöz en NSC-leider Pieter Omtzigt weerspreken dat en zeggen dat de leiders van PVV, VVD, NSC en BBB samen hebben besloten om geen zitting te nemen in een nieuw kabinet, mochten zij het daarover eens worden.
Wilders noemt het staatsrechtelijk onjuist en ondemocratisch dat hij als leider van de grootste partij geen premier kan worden. Tegelijkertijd is duidelijk dat er geen draagvlak is in de volksvertegenwoordiging voor zijn intrek in het Torentje. Naar verluidt heeft NSC te kennen gegeven dat echt niet te willen. Daarmee hebben de partijen die Wilders niet zien zitten als premier geen meerderheid, maar de partijen die er wel mee zouden kunnen leven evenmin. Beide kampen hebben 75 zetels.
Yeşilgöz benadrukt dat de partijleiders in gezamenlijkheid hebben afgesproken te gaan onderhandelen over een extraparlementair kabinet, en dat het dan "nodig is" dat ze alle vier in de Tweede Kamer blijven. De VVD-voorvrouw wil niets weten van een blokkade, al zegt ze ook dat haar partij er "niet automatisch" mee akkoord zou gaan dat Wilders een nieuw kabinet gaat leiden. Tijdens de verkiezingscampagne sloot Yeşilgöz overigens expliciet uit dat ze zou aanschuiven in een kabinet met Wilders aan het hoofd.
Omtzigt
Ook NSC-leider Pieter Omtzigt zegt een eventueel premierschap van Wilders niet te blokkeren. Zijn partij was bereid geweest een minderheidskabinet van PVV, VVD en BBB te gedogen. Ook Omtzigt benadrukt evenwel dat de partijen samen hebben besloten verder te praten over een extraparlementair kabinet, dat op grotere afstand van de Tweede Kamer staat dan een traditioneel kabinet. "Een van de kenmerken daarvan is dat de vier partijleiders in de Tweede Kamer plaatsnemen."
Putters biedt donderdagmiddag zijn eindverslag aan voorzitter Martin Bosma van de Tweede Kamer aan.