Hardgekookt of van chocola, je ontkomt er bijna niet aan: met Pasen eet je een ei. Maar waarom eigenlijk?
De katholieke kerk verbood gelovigen om in de vastentijd, dus tussen Aswoensdag en Pasen, eieren te eten. Pas tijdens het Paasfeest zelf mochten de eieren weer worden genuttigd. De oudste eieren waren dan niet goed meer en werden dus maar beschilderd en als versiering gebruikt.
Volgens sommige theorieën staat het ei voor de steen die voor het graf van Jezus lag en waaruit hij is herrezen. Katholieken brachten vroeger eieren naar de kerk om ze te laten zegenen. Er is een andere theorie, die suggereert dat protestanten het verhaal van de eieren niet op die manier wilden vertellen en er daarom de paashaas aan hebben toegevoegd.
Het verstoppen van eieren, waarna kinderen ze moeten zoeken, stamt vermoedelijk uit de Germaanse traditie. De Germanen begroeven eieren op hun akkers als symbool van vruchtbaarheid, in de hoop dat het een betere oogst op zou leveren.
Chocolade eieren eten we sinds de 18de eeuw. Toen begonnen Parijse bakkers de luxe variant van het gewone ei te maken. Dat deden ze eerst nog in de mal van een echt ei, maar dat werd al snel losgelaten. Tegenwoordig eten we meer chocolade eitjes dan echte eieren.