De een trekt met een grote glimlach zijn hardloopschoenen aan, de ander is niet vooruit te branden. Mogelijk heeft dat met je darmflora te maken. Althans bij muizen is dat het geval.
Onderzoekers van de University of Pennsylvania zagen dat de ene groep muizen zomaar 30 kilometer in 48 uur aflegde in hun rad, terwijl de andere muizen lethargisch in hun kooi rondhingen. Genetisch waren er geen verschillen, wel bleek de samenstelling van hun darmbacteriën anders.
“Telkens als de sportieve muizen rondjes draaiden in het rad, produceerden de bacteriën in hun dikke darm stoffen die naar het beloningscentrum van hun hersenen gingen en daar de aanmaak van dopamine stimuleerden”, zegt professor Danny De Looze van de UZ Gent tegen HLN. “Hoe meer ze sportten, hoe meer dopamine er aangemaakt werd in hun hersenen en hoe gemotiveerder ze waren om nóg meer te sporten.”
Maar werd hun darmflora met antibiotica deels vernietigd, dan werden de dieren veel minder actief. "Het omgekeerde was ook het geval: luie muizen bij wie darmbacteriën van actieve exemplaren werden getransplanteerd, gingen spontaan meer sporten”, legt De Looze uit. “Uit dit alles concludeerden de onderzoekers dat de samenstelling van de darmflora bepaalt hoe gemotiveerd het dier is om sportoefeningen te doen.”
Of dat ook voor mensen geldt, is natuurlijk niet gezegd. Wel is al eerder aangetoond dat er een verband is tussen de darmflora en de sportprestaties. “Enkele jaren geleden hebben wetenschappers de darmflora van topsporters vergeleken met die van ‘gewone’ mensen. Toen bleek dat de darmflora van topsporters een hogere diversiteit had”, vertelt professor De Looze. “Maar of dat laatste een gevolg was van het sporten of van het feit dat de gespierde rugbyspelers nu eenmaal andere voedingsgewoonten hadden - ze aten veel meer koolhydraten en pasta - was dan weer niet duidelijk.”
Bron(nen): HLN