De Neanderthalers gingen op diverse manieren met hun doden om. Veel doden werden begraven, zoals gebleken is uit archeologisch onderzoek, bijvoorbeeld in Chapelle-aux-Saints in Frankrijk en in Sima de las Palomas in Spanje. Maar op andere plaatsen is aangetoond dat de Neanderthalers het vlees van de doden aten en hun botten braken om het beenmerg op te kunnen eten. Bewijs voor kannibalisme werd gevonden op verschillende plaatsen, bv. Moula-Guercy en Les Pradelles in Frankrijk en in Zafarraya en El Sidrón in Spanje. Er waren tot nu toe maar weinig sites ten noorden van 50º NB waar resten van Neanderthalers werden gevonden en op slechts twee plaatsen kon worden bepaald hoe zij omgingen met de doden. Gedeeltelijke skeletten werden gevonden in Feldhofer (Duitsland) en in Spy (België) en alles wijst erop dat de doden werden begraven. Nu hebben Baskische onderzoekers in Goyet (België) het grootste aantal menselijke resten van Neanderthalers in Noord-Europa ontdekt, namelijk van vier volwassenen en een kind. Een derde van de resten op deze site vertonen tekenen van het in stukken hakken en verbrijzelen van botten om bij het beenmerg te komen. De resten zijn vergelijkbaar met die van paarden en rendieren die op eenzelfde manier werden geconsumeerd. De onderzoekers waren ook in staat om deze resten van Neanderthalers te dateren. Ze leefden van 40.500 tot 45.500 jaar geleden. Omdat de resten uitzonderlijke goed geconserveerd waren, kon ook het mitochondriaal DNA worden bepaald en daaruit bleek dat deze Neanderthalers genetisch verwant waren met die uit Feldhofer (Duitsland), Vindija (Kroatië) en El Sidrón (Spanje). Deze grote genetische uniformiteit ondanks de grote afstanden geeft aan dat het aantal Neanderthaler in Europa klein was.
Bron(nen): EurekAlert!