We zijn allemaal heel serieus aan het kijken naar ons BMI, omdat dat een voorspeller zou zijn van gezondheidsrisico's. Alleen: dat is niet echt zo. Recent onderzoek wijst uit dat buikvet een betere voorspeller is van gezondheidsproblemen dan de Body Mass Index (BMI). BMI geeft geen volledig beeld van de gezondheidsrisico's die gepaard gaan met vetophoping, vooral rond de buikstreek.
BMI berekent de verhouding tussen gewicht en lengte, maar houdt geen rekening met de vetverdeling in het lichaam. Dit kan misleidend zijn, vooral bij mensen met veel spiermassa of bij ouderen. Een hoge BMI kan bijvoorbeeld voorkomen bij bodybuilders zonder dat er sprake is van een verhoogd gezondheidsrisico. Omgekeerd kan iemand met een normale BMI toch een ongezonde hoeveelheid buikvet hebben, wat het risico op aandoeningen zoals diabetes type 2 en hart- en vaatziekten verhoogt.
Buikvet, ook wel visceraal vet genoemd, bevindt zich rondom de organen in de buikholte en is metabolisch actiever dan vet op andere plaatsen zoals heupen en dijen. Dit type vet produceert ontstekingsstoffen en hormonen die de kans op gezondheidsproblemen vergroten, zoals:
Onderzoek toont aan dat de buikomvang in verhouding tot de lengte (de waist-to-height ratio) een betrouwbare indicator is voor het risico op deze gezondheidsproblemen.
Het meten van de buikomvang is eenvoudig en kan thuis worden gedaan met een meetlint. Volg deze stappen:
Een gezonde verhouding is een buikomtrek die minder dan de helft van je lengte bedraagt. Voor een persoon van 1,80 meter betekent dit een maximale buikomtrek van 90 centimeter.
Hoewel BMI nog steeds nuttig kan zijn voor een eerste screening, pleiten experts voor een bredere aanpak waarbij ook de buikomvang wordt meegenomen. Dit biedt een meer gedetailleerd inzicht in de gezondheidsrisico's en kan helpen bij het tijdig nemen van preventieve maatregelen. Het is belangrijk dat medische richtlijnen deze inzichten integreren om een effectievere en gepersonaliseerde behandeling van obesitas te waarborgen.