Europese
landen stappen meer en meer over op groene energie. Behalve één land dan. Daar vinden ze de opwarming van de aarde kennelijk niet zo belangrijk.
Nederland is het sneuste jongetje van de klas. Dat blijkt uit gisteren gepresenteerde cijfers van Europees statistiekbureau . Drie dingen zijn belangrijk: het percentage
duurzame energie per EU-lidstaat, de mate waarin landen zich de afgelopen tien jaar hebben verbeterd en in hoeverre de doelstellingen worden behaald die in Parijs zijn afgesproken. Nederland scoort op alle aspecten uiterst treurig. Slechts 5,8 procent van ons energieverbruik bestaat uit groene energie. Ter vergelijking: in IJsland en Noorwegen ligt dat rond de 70 procent. Alleen Malta en Luxemburg scoren ongeveer even slecht als Nederland. Kijk je vervolgens naar de pogingen die worden ondernomen om daar wat aan te doen dan is Nederland wederom schandalig slecht bezig. Waar Denemarken de afgelopen tien jaar een enorme inhaalslag heeft gemaakt van 14,9 naar 30,8 procent groene energie, is Nederland stil blijven staan. De stijging ten opzichte van 2004 is slechts 3,7 procent. Dat is het allerslechtste van de hele EU. Tenslotte zijn de milieu-doelstellingen die de EU-lidstaten in 2020 moeten behalen belangrijk. Ook dan is Nederland weer het slechtst bezig. We zijn nog 8,2 procent verwijderd van het doel. En dan de EU-gemiddelden: 16,8 procent van het totaal bestaat uit groene energie en de gemiddelde verbetering van alle EU-landen ten opzichte van 2004 is 8,2 procent. Daar is Nederland mijlenver vandaan. Onderstaande (ietwat vage) grafieken laten de percentages zien: