Heidi Benneckenstein (25) groeide op als neonazi in een dorpje bij München. Pas zes jaar geleden wist ze haar milieu te ontvluchten. In Viva doet ze haar verhaal. "Mijn vader zei dat de oorlog elk moment zou kunnen uitbreken." Hij was degene met de meest radicale opvattingen van het gezin. Zijn kinderen moesten worden opgevoed tot elite nazi's. "Mijn vader gedroeg zich alsof wij niet zijn dochters waren, maar soldaten die hij kon commanderen. Hij maakte van alles een strijd: wie dekte de tafel het best? Wie rende het hardst? Het ging altijd om presteren, triomf of schaamte. Als kind leefde ik in voortdurende angst dat er oorlog zou uitbreken." Haar vader voedde die angst door te zeggen dat er tussen Duitsland en de geallieerden geen echt vredesverdrag was gesloten en de Tweede Wereldoorlog nooit officieel was beëindigd. "‘In feite,’ zei hij, ‘kunnen de Amerikanen elk moment toeslaan.’ Ik lag nachtenlang wakker, me af te vragen wat er met onze hond zou gebeuren, en droomde over vallende bommen, uitgebrande huizen en uitgehongerde mensen." Pas op school besefte Heidi dat ze anders was. "Engels was een verboden taal en als ik of een van mijn zussen Polen ‘Polen’ noemden, omdat we dat op school hadden geleerd, kregen we straf. Wij moesten ‘Oost-Pruisen’ zeggen. Van McDonald’s tot Coca-Cola: mijn ouders wezen alle Amerikaanse producten van de hand. Spijkerbroeken waren verboden. Als kind droeg ik uitsluitend dirndls en handgebreide truien en sokken. Mijn vader leerde ons van kleins af aan dat de politie, de autoriteiten en de ‘linksen’ onze vijanden waren." Iedere zomer moest ze op nazikamp, waar ze hardhandig werd aangepakt. "’s Ochtends moesten we buiten oefeningen doen in de kou. Wanneer je niet gehoorzaamde, werd je door de leiding uitgescholden, moest je push-ups doen of werd je zelfs geslagen." Het kon niet anders dan dat de jonge Heidi het gedachtegoed overnam. "Ik was vijftien toen ik me uit mezelf aansloot bij de jongerenafdeling van de extreemrechtse politieke partij NPD. Ik was destijds behoorlijk fanatiek en soms zelfs gewelddadig. Zo heb ik een keer klappen uitgedeeld aan een linkse fotografe. Ik vind het nog steeds moeilijk om erover te praten. Maar ik kan het niet mooier maken dan dat het is: destijds verachtte ik mensen die andere ideeën hadden." Op haar achttiende begon ze echter vraagtekens te zetten bij het neonazisme. "Iets wat mijn wereldbeeld deed wankelen, was toen ik een keer in de trein werd geholpen door asielzoekers. Zij schoten me te hulp toen ik werd lastiggevallen door een stel jongens, en dat maakte zo veel indruk. Ik begon steeds meer te twijfelen aan de ideeën waarmee ik was opgegroeid." Toen haar ouders scheidden, besloot ze bij haar veel gematigdere moeder te gaan wonen en wilde ze haar vader nooit meer zien. Ze kreeg een relatie en verhuisde naar München. Maar er was nog één nazi-standpunt waar ze vanaf moest. "Ik was al zo lang Holocaustontkenner, dat het idee dat de Holocaust een leugen was, diep in mijn brein verankerd zat. Het was het laatste stukje nazi-ideologie dat nog bij me was gebleven. Ik heb mezelf echt gedwongen onderzoek te doen. Mijn vader had me allerlei samenzweringstheorieën verteld waar ik als kind in geloofde, maar nu moest ik toegeven dat ik het volledig verkeerd had en dat die gruwelijke massamoorden onder bevel van Hitler wel hebben plaatsgevonden." Inmiddels werkt Heidi als kleuterleidster. "Langzaamaan maken we deel uit van de normale samenleving en dat voelt goed."